De eerste bewoners van Bonaire

Volgens de theorie van Jay Haviser, uitgebreid beschreven in zijn boek ‘The First Bonaireans’, komen de eerste Bonairianen uit Curaçao. De eerste Bonairianen heetten de amerindio’s uit het Archaïsche Tijdperk. De tweede groep amerindio’s uit de Keramische Tijd is veel later direct van het vasteland gekomen en ze hebben zich aangepast aan de groep uit het Archaïsche Tijdperk. Deze twee groepen zijn met elkaar gaan mengen.

De eerste groep amerindio’s uit het Archaïsche Tijdperk kwamen ongeveer 2500 jaar voor Christus over zee van het Zuid-Amerikaanse continent naar Curaçao. Ze hebben ongeveer 1000 jaar op Curaçao gewoond.  Daarna zijn ze begonnen met naar Bonaire te emigreren. Ze waren in het bijzonder geïnteresseerd in de mangrovebossen op het eiland en de natuurlijke voedingsbronnen die verwant zijn aan deze bomen. Zo schrijft Haviser in zijn boek ‘The First Bonaireans’.

Archeloog Dr. Jay Haviser beschrijft de mensen uit het Archaïsche Tijdperk als een groep met een semi-nomadisch bestaan. Met een 'semi-nomadisch' bestaan bedoelt hij dat deze mensen van de ene plek naar de andere trokken om voedsel te zoeken. Dit hangt van de tijd van het jaar af. De amerindio's kenden geen landbouw en ook geen ceramische voorwerpen. Ze bestonden uit een kleine groep egalitaire families van ongeveer 100 personen. De amerindio’s die in de prehistorische tijd op Bonaire hebben gewoond en ook in de tijd van de komst van de Spanjaarden, waren van een heel laag cultureel niveau. Toen de amerindio’s uit de Keramische Tijd rechtstreeks van het vasteland aankwamen, steeg het niveau een beetje, in die zin dat zij technieken om keramische voorwerpen te maken meebrachten en ook het planten, landbouw en tuinbouw.

De amerindio’s maakten gebruik van de Arowaakse taal om met elkaar te communiceren. In de taal Papiamentu komen we nog steeds Arowaakse woorden tegen, voornamelijk in de flora en fauna en de topografie. Hier volgen een paar voorbeelden:

  • Flora: wayaká, kardidaki, watapana, koubati, stanibari, kadushi, yatu, kamari etc.
  • Fauna: patrushi, totolika, yiwiri, warawara, kinikini, gatu, dawari, mahawa etc.
  • Topografie: Onima, Koumati, Wekuwa, Warahama, Wanapa, Gurubú, Wamari etc.

Rode 'indianen': de inheemse bevolking van Bonaire

In de mondelinge geschiedenis van Nort di Saliña (Kunuku Bieu) komt een verhaal voor dat elke keer weer de kop opsteekt. Ouderen uit de wijk hebben gezegd dat zij van hun ouders hebben gehoord en dat hun ouders weer van hún ouders hebben gehoord dat vele jaren geleden een groep inheemse mensen uit Noord-Amerika in hun wijk is komen wonen. De inwoners van Nort di Saliña, Kunuku Bieu, zijn heel trots op hun amerindio (inheemse) wortels. Er kunnen ook inheemse kenmerken op de gezichten van enkele van hen gezien worden, een beetje gebogen neus, hun haren en zelfs in hun manier van doen en karakter. Op de muren van veel huizen in Nort di Saliña kan het hoofd van een 'indiaan' gezien worden. Als je naar de veren en kleding kijkt, merk je dat het een inheemse persoon is van Noord-Amerika. Er kan zelfs gezegd worden dat het om een cacique gaat.

In Nort di Saliña kun je ook straatnamen tegenkomen die verwijzen naar Noord-Amerikaanse inheemse groeperingen. Interessant is dat er aanwijzingen zijn dat er een verband bestaat tussen Nort di Saliña en de omgeving van New York, Verenigde Staten.

Pader Nooyen, (amateur) historicus en archeoloog, heeft over de rode inheemse mensen geschreven. Dit is een groep inheemse mensen die in 1660 naar Bonaire is gedeporteerd, vanwege problemen die er elke keer waren tussen de inheemsen in het Esopus territorium. Het Esopus territorium lag in het gebied waar New York nu is. Nederland heeft dit gebied gekoloniseerd en Nieuw Nederland gesticht, met als centrum Nieuw Amsterdam.

In 1636 hebben de Nederlanders Bonaire bezet. Dit gebeurde twee jaar na de bezetting van Curaçao. Ook het hierboven genoemde Amerikaanse territorium hebben ze in 1606 bezet. In 1647 heeft Peter Stuyvesant het Nieuw Nederland - Nieuw (New) Amsterdam territorium gevestigd.

In zijn boek ‘Isla Papa Cornes’ verwijst Nooyen naar wat hij noemt ‘geruchten’, met name dat in 1660 enkele inheemse mensen uit het Amerikaanse territorium van Nieuw Nederland naar Bonaire werden overgebracht. Ze zouden eerst naar Curaçao gekomen zijn, en daarna overgebracht naar Bonaire, waar ze de rest van hun leven zijn blijven wonen.

Deportatie

In 1659 is er een oorlog ontstaan bij de Hudsonrivier, in de buurt van New York, tussen de inheemse bevolking uit die streek en Europese kolonisten. Op een dag waren een aantal inheemse mensen aan het baden in de Hudsonrivier, toen ze door enkele kolonisten met geweren beschoten werden. Dit is de oorsprong van de verplaatsing van de inheemse bevolking uit Amerika naar Bonaire.

Bij wijze van wraakactie hebben de inheemse mensen een kleine nederzetting aangevallen waar de Europeanen woonden, een streek die Esopus genoemd werd. Dit vond plaats in het jaar 1660. Peter Stuyvesant, gouverneur van New Amsterdam heeft de inheemse mensen in kwestie de oorlog verklaard en hen uit de nederzetting verjaagd. Ze hebben de hele nederzetting Esopus afgebrand, in de nederzetting Wiltwyck hebben ze 12 huizen afgebrand, 21 Nederlanders gedood en 45 gevangen genomen. Deze Esopusoorlog werd pas in 1664 beëindigd.

Door bemiddeling van de Mohikanen is het gelukt om deze oorlog te beëindigen. Stuyvesant heeft toen, in mei 1660, 11 van deze opstandige Caciques naar Curaçao afgevoerd en via Curaçao naar Bonaire, waar ze moesten gaan helpen in de zoutwinning, samen met de Afrikanen die tot slaaf zijn gemaakt.

Vraag

De vraag is of dit feit overeenkomt met de werkelijkheid? Is het waar dat in 1660 elf inheemse mensen uit Amerika op Bonaire zijn komen wonen? Nooyen wijst erop dat er geen enkele vermelding is gevonden in historische documenten dat er in werkelijkheid een groep inheems Noord-Amerikanen naar Bonaire is gekomen.

Vroeger heette New York New Amsterdam. In een boek over de geschiedenis van New York geschreven door Breadhead (History of the State New York), vertelt hij dat deze inheemse groepen inderdaad uit dat territorium zijn vertrokken. Hij schrijft onder andere: ‘De rode broeders zijn hun broeders die gevangen zitten niet vergeten en ze haten de Nederlanders’. Maar Breadhead vertelt niet dat ze naar Bonaire zijn gegaan en ook niet naar Curaçao. Nooyen beschouwt de geruchten over de komst van deze Esopus'indianen' naar Bonaire als zeer twijfelachtig.

Johan Hartog, een andere historicus die over Bonaire heeft geschreven, wijdt ook uit over dit onderwerp en wijst erop dat hij in zijn onderzoeken geen enkel document is tegengekomen dat de stelling dat deze Esopus'indianen' echt naar Bonaire zijn gekomen, ondersteunt.

Albert Bianculli (†), een Amerikaan die op Bonaire heeft gewoond, heeft kennis genomen van wat Nooyen en Hartog in hun respectievelijke boeken hebben geschreven. Hij besloot zich toen in deze zaak te gaan verdiepen. In tegenstelling tot Nooyen en Hartog, kon Bianculli gebruik maken van internet om zijn onderzoek te verrichten. Hij is zelfs naar New York gereisd om  archiefonderzoek te doen. Daar is hij ‘The Curaçao Papers’ tegengekomen, die de periode waarin de Nederlanders dit Amerikaanse territorium hebben gekoloniseerd, beslaat. In de tijd dat Nooyen en Hartog hun onderzoeken hebben verricht, waren de archieven over de periode van Nederlanders in New York voor hen niet toegankelijk.

Er bestaan andere versies die vertellen dat deze Noord-Amerikaanse amerindios naar ‘Curaçao’ zijn gekomen, maar later teruggebracht werden naar hun territorium.

Trots

Feit is dat de inwoners van Nort di Saliña trots zijn op hun inheemse afkomst. Goed bekeken zijn ze afstammelingen van een groep Europeanan en amerindio’s die in deze wijk hebben gewoond, wat duidelijk herkenbaar is in het fysieke uiterlijk van de hedendaagse inwoner van Nort di Saliña (Norteño). Dit blijkt ook, voor wat betreft het Europese gedeelte, uit achternamen zoals Thodé, Evertsz, Semeleer, Anthony, Thielman, Boezem en Muller.